20apr/230
Volksfeest
Ik moest maandagmorgen in Rotterdam zijn. De dag daarvoor was de havenstad het toneel van een groot volksfeest. Wat de Ronde van Vlaanderen is voor Vlaanderen, is de Marathon van Rotterdam de jaarlijkse hoogmis van sportief Rotterdam. Onder de duizenden lopers waren ook een groot aantal Goudse atleten, die na afloop trots hun persoonlijk record vierden. Pascal van Norden haalde helaas net het podium niet in de leeftijdsklasse M 50.
Maandagmorgen waren er nog wat restanten van het volksfeest te zien. Er wapperden vlaggen met het logo, er stonden wat hekken opeengestapeld en hier en daar stond een overvolle vuilnisbak. Maar verder zag de Coolsingel er clean uit. “Klaar voor het volgende volksfeest “, hoorde ik de optimistische Feyenoordsupporters zeggen.
Ook in Limburg was een volksfeest. Het schone Limburgse heuvellandschap was het toneel van De Amstel Gold Race, het grootste jaarlijkse wielerspektakel in Nederland.
De reguliere waterpolocompetitie zit er ook op. Binnenkort beginnen de play-offs om het landskampioenschap. Zowel de mannen als de vrouwen van GZCDONK gaan dan proberen de titel naar Gouda te halen. Stel je voor allebei kampioen! Dat zal me een volksfeest worden.
In het Goudse voetbal werden zaterdag hier en daar nog spreekwoordelijke strohalmpjes gepakt. Olympia verraste kampioenskandidaat De Zuidvogels en ziet weer wat meer licht aan het eind van de tunnel. Ook Jodan Boys rechtte de rug en met de overwinning op Spijkenisse gloort er ook weer meer hoop aan de Sportlaan. Over hoop gesproken, de vrouwen van Jodan Boys staan aan de vooravond van een huzarenstukje. Vorig jaar gepromoveerd naar de 1e klasse en nu met nog drie wedstrijden te gaan de trotse koploper in de 1e klasse A. De voorsprong op naaste concurrent IJFC bedraagt vijf punten. De fans kijken nu al uit naar zaterdagmiddag 13 mei, de voorlaatste speelronde. Dan staat de kraker Jodan Boys – IJFC op het menu en kan de buit binnen worden gehaald. Op diezelfde middag zouden ook de mannen van Jodan Boys zich door een overwinning op hun traditionele Angstgegner Achilles Veen veilig kunnen spelen. Over volksfeest gesproken!

Gearchiveerd onder: Het Kontakt Goudse PostGeen reacties
20apr/230
Stille zaterdag
Ik moet dit seizoen even wennen aan het feit dat ik zondagmiddag niet meer langs de lijn zit om verslag te doen van een sportwedstrijd. En ik geef het eerlijk toe, ik ben er nog niet helemaal aan gewend en met mij veel voetballiefhebbers denk ik. Net zo als ik moet wennen dat van oorsprong typische zondagclubs als Olympia, DONK en ONA nu op zaterdag spelen. Van SV Gouda en GSV waren we dat al gewend.
Alle voetbal op de zaterdagmiddag. Druk, druk, druk. En dan komt het toch nog voor dat ik af en toe een vrije zaterdag heb. Neem nou het paasweekend. Het kwam de laatste jaren regelmatig voor dat er een dubbel programma was. Op paaszaterdag en op 2e paasdag. Maar dat was dit jaar ook niet het geval. Hier en daar wat verdwaalde inhaalwedstrijden en dat is het. Met de toename van het aantal kunstgrasvelden wordt er niet zo snel meer afgekeurd en dan valt er ook steeds minder in te halen.
Afgelopen zaterdag heerste er weer een relatieve rust op de sportvelden. Er kon met recht gesproken worden van een Stille Zaterdag. Alleen de spelers van GSV moesten de kicksen aantrekken en zij kregen een oorwassing. En die zevenklapper van WDS was voor de Goudse vierdeklasser wel het laatste waarop was gerekend. Op Stille Zaterdag luiden de kerkklokken niet, maar voor GSV luidt de noodklok nu helaas toch echt.
Wat doe je dan op zo’n vrije zaterdagmiddag. Bijkletsen met collega-verslaggevers in de studio van RTW in Waddinxveen. Heel veel ouwe koeien uit de sloot halen. Sterke sportverhalen opdissen en met eredivisiescheidsrechter Ingmar Oostrom in discussie over het wel en wee van de VAR.
Een voordeel van een vrije zondagmiddag is dat ik nu al een paar weken aan de tv gekluisterd zit voor de wielerklassiekers, met als hoogtepunt vorige week Vlaanderens Mooiste, de jaarlijkse Hoogmis van de Vlaamse wielersport. En op 1e paasdag de keienklassieker Parijs – Roubaix, oftewel de Hel van het Noorden. Een wedstrijd waarin weer van alles gebeurde.
Soms is wielrennen veel leuker dan voetbal.
Gearchiveerd onder: Het Kontakt Goudse PostGeen reacties
13apr/230
John Stubbe: ‘Als ik maar het publiek kan vermaken’
In de rubriek over oud-topsporters wordt deze maand de Goudse ex indoor- en beachvolleyballer en volleybaltrainer John Stubbe (54) in het zonnetje gezet.
John Stubbe kwam al heel vroeg in zijn geboorteplaats Schoonhoven in aanraking met volleybal. Hij was 7 jaar, zat in de 2e klas van de lagere school en zijn schooljuffrouw zat op volleybal bij DOS. “Ik ben toen een keer met haar meegegaan en gaan trainen en toen ben ik lid geworden van DOS”. En van het een kwam het ander. De talenten van John werden ontdekt en toen hij met DOS op een jeugdtoernooi in Krimpen aan den IJssel speelde werd hij gevraagd door 1e divisionist VCS om bij hen spelverdeler te worden. Hij maakte een goed seizoen door, maar werd een jaar later weer teruggevraagd door DOS, dat inmiddels in de eredivisie speelde.
Als jonge spelverdeler speelde John echter weinig bij DOS en in 1988 vertrok hij naar eredivisionist TDK Brevok in Breda. Daar speelde hij meer. Een jaar later werd hij door Henry van Doorn gevraagd om bij Radius te komen spelen. Het Goudse Metalbouwkonsort Radius wilde heel graag naar de eredivisie maar het lukte steeds niet om te promoveren. Ook in zijn eerste jaar bij Radius lukte het weer net niet, maar in het jaar daarop werd Radius met trainer Hans van Rooy kampioen en was promotie eindelijk een feit. De droom van Willem Hardijzer en Hans de Mol kwam uit: eredivisie!
In het eerste jaar in de eredivisie eindigde Radius op een mooie 5e plaats. Volleybal leefde in Gouda. De thuiswedstrijden werden gespeeld in sporthal De Mammoet met soms 1000 enthousiaste toeschouwers op de tribune. In 1996 trok Radius zich terug uit de eredivisie omdat de financiering van een nieuw team niet rond kwam.
Stubbe werd toen benaderd door VC Zwolle, maar hij ging niet in op dat aanbod. In datzelfde jaar werd hij door Harry de Haas van AMVJ gevraagd om trainer te worden van het eerste damesteam van de eredivisionist uit Amstelveen. Hij speelde met AMVJ o.a. de bekerfinale. John stopte toen als volleyballer, ging een aantal diploma’s halen en startte op vrije jeugdige leeftijd met zijn trainerscarrière.
In 2005 werd John Stubbe hulptrainer bij de jongste jeugd van VollinGo, de nieuwe Goudse volleybalvereniging die een jaar eerder ontstond uit een fusie van Radius en Jodan Boys. Dat John trainer werd had vooral te maken met zijn kinderen Cat, Joy en Puk. Vol trots vertelt hij over zijn talentvolle kinderen. Cat die eerst handbal speelde, maar al snel voor volleybal koos. Vorig jaar zich zwaar blesseerde en nu alweer speelt ze VollinGo 2. Joy, die diverse keren Nederlands kampioen beachvolleybal werd en nu weer terug is bij VollinGo en in het eerste damesteam speelt. Puk die in de VS studeert en daar in de beste indoorcompetitie van de VS in Arizona speelt. De familie Stubbe, een echte volleybalfamilie.
Vorig jaar april nam John na 17 jaar afscheid als trainer van VollinGo. Met dames 1 bereikte hij de Topdivisie. “Allemaal met eigen meiden”, benadrukt Stubbe. “Dit is mijn eerste jaar zonder volleybal. Ik vond het wel moeilijk om afscheid te nemen”.
Maar de echte liefde van John Stubbe ligt bij het beachvolleybal. “Een mooie zomerbesteding tijdens mijn vakanties in Frankrijk. Ik was trouwens ook een betere beachvolleyballer dan een indoorvolleyballer”. “Mijn mindere punt bij indoor was de netheid van de setup. Peter van Jaarsveld kon die op een postzegel leggen, ik niet. Ik wist wel wie de bal moest krijgen op welk moment en was meer de animator, ik had een grote bek, schreeuwde tegen iedereen en bij elk punt dat we maakten. Als ik maar het publiek kan vermaken”.
John Stubbe werd met Paul Hamelink in 1991 en in 1992 Nederlands kampioen beachvolleybal. John wilde graag naar de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta als beachvolleyballer, maar dat ging niet door omdat hij bewust voor zijn jonge gezin koos. Hij ging wel als trainer naar Atlanta. Met het meidenkoppel Debora Kadijk en Lisette van de Ven. “Helaas wonnen we geen enkele wedstrijd, maar het was wel een hele belevenis”.
Op 27 augustus 1996 startte de 31e Ronde van Nederland in Gouda. Stubbe had zand op de Markt neergelegd voor een beachvolleybaldemonstratie. Dat was in 1997 de start van zijn eenmanszaak Pleasure Sports, met als hoofddoel de promotie van de toen nog jonge beachvolleybalsport. In 2010 naam hij ‘afscheid’ de City Beach Tour en stelde hij zich de vraag wat de zin van het leven was. “Tot op de dag van vandaag ben ik nieuwsgierig en sta meer dan ooit open voor de mening en levenservaring van anderen. Bijna dagelijks ontmoet ik nieuwe inzichten die mij verrijken en de kijk op het leven mooier maken”. John werd presentator/entertainer van grote evenementen (diverse EK’s en WK’s, maar ook het Goudse Sportgala), commentator bij volleybal- en beachvolleybal (EuroSport, RTL, Ziggo). Tijdens de COVID-19 periode waren er weinig tot geen evenementen en toen heeft Stubbe in de bouw gewerkt.
Eind 2021 werd John Stubbe technisch directeur beachvolleybal bij de Nevobo, de Nederlandse Volleybalbond. Per 1 januari van dit jaar is dat gestopt vanwege verschillen van mening. “Jammer, want ik zat op mijn plaats en had dit nog wel 10 jaar willen doen”.
Maar onder de noemer ‘John Stubbe Pres&teert is hij nog steeds nieuwsgierig en zullen we John Stubbe nog op veel terreinen tegenkomen.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
13apr/230
Harry van der Laan: ‘Als je mij koopt, koop je doelpunten’
In de rubriek over oud-topsporters wordt deze maand de Goudse oud betaald voetballer Harry van der Laan (58) in het zonnetje gezet.
Harry van der Laan is geboren op 24 februari 1964 in de Eerste E.J. Potgieterstraat, 50 meter van het ONA-veld. Als hij 7 jaar is gaat hij bij ONA voetballen in de E-pupillen. In 1975 verhuist hij naar Watergras, vlakbij Olympia, waar hij op zijn 11e gaat voetballen. Harry herinnert zich nog zijn eerste wedstrijd halverwege het seizoen in D1: “Olympia - ONA, uitslag 9-0 en ik scoorde zes doelpunten”. In 1981 komt hij in Olympia 1. Olympia is 2e klasser met spelers als Herman den Haag, Willem Berckenkamp, Dick Slobbe en Koos van Elleswijk.
In 1985 wordt Harry, hij speelt ook zaalvoetbal in Den Haag, benaderd door Wilhelmus uit Den Haag en RVC uit Rijswijk. “Ik koos voor RVC, een hoofdklasser met Haagse ex-profs waaronder Dick Jol. Als Gouds boertje moest ik wel Haags leren”.
Harry is inmiddels opgevallen en in 1988 wordt hij door drie betaald voetbalclubs benaderd, De Graafschap, Volendam en FC Den Haag. “De keuze was niet moeilijk want ik kreeg bij FC Den Haag een fullprof contract aangeboden. Harry herinnert zich nog zijn eerste wedstrijd voor FC Den Haag, in juli 1988 uit tegen Hannover ’96 in de intertotocompetitie.
Den Haag was gedegradeerd naar de 1e divisie. “Ik kwam in een goed team met o.a. Martin Jol, Heini Otto, Cor Lems, Frans Danen en René Stam. Ik speelde rechts op het middenveld en maakte 14 doelpunten”. FC Den Haag promoveert in het seizoen 1989 – 1990 dat jaar weer naar de Eredivisie. Harry scoort als schaduwspits 21keer.
In 1990 verkast Harry naar Feyenoord. Feyenoord heeft een moeizaam draaiend elftal, een zwakke trainer (Gunder Bengtsson), die halverwege het seizoen wordt vervangen door de no-nonsense trainer Wim Jansen. Harry heeft een moeizaam seizoen, is geen basisspeler en heeft grote concurrentie van o.a. Piet Keur en József Kiprich. Harry wint in 1991 met Feyenoord de KNVB beker. Helaas zit hij in de finale tegen FC Den Bosch vanwege ziekte in aanloop naar de finale op de bank.
In 1991 neemt Co Adriaanse weer contact op. “Ik had nog een contract van 2 jaar maar FC Den Haag nam dat contract over van Feyenoord”. FC Den Haag draait niet lekker, en degradeert via de nacompetitie weer naar de 1e divisie. In de 1e divisie gaat het beter en Harry speelt in een team met o.a. Jeffrey Talan, Rick Hogendorp en Zier Tebbenhof. In 1995 gaat FC Den Haag failliet, John van Ringelenstein neemt de boel over en iedereen moet weg.
De volgende club wordt Dordrecht ’90. “Mijn maatje Cor Lems zat daar ook, het was een ambitieuze club en betaalde goed”.
Het verblijf bij Dordrecht ’90 duurt niet lang en in 1996 wordt Harry benaderd door trainer Han Berger van Cambuur. Cambuur, ‘dat doelpunten zoekt’ is ambitieus en wil promoveren. Door blessures wordt het 1e seizoen voor Harry een verloren seizoen, maar in zijn 2e seizoen, hij is topfit, scoort hij 29 goals. Via de nacompetitie promoveert Cambuur eindelijk naar de Eredivisie. Zes wedstrijden voor het einde raakt Harry weer geblesseerd, maar in de nacompetitie speelt hij wel in de wedstrijd tegen FC Den Bosch. Cambuur staat met 2-0 achter en in de 89e minuut scoort Harry uit een strafschop de gelijkmaker. “Absurd eigenlijk want ik had al getekend voor FC Den Bosch omdat Cambuur mij niet meer kon betalen”.
Bij FC Den Bosch wordt Harry topscorer met 30 doelpunten en de Brabanders promoveren met een straatlengte voorsprong naar de Eredivisie. “Het enige seizoen dat ik echt in de spits stond”. FC Den Bosch heeft echter een oud team en degradeert in het seizoen daarop weer. Door financiële problemen worden twaalf spelers ontslagen. “Geen leuk afscheid van het betaalde voetbal”.
Harry wordt vervolgens benaderd door Viterbese, een club uit de Italiaanse Serie C. “Ik ben daar een week geweest, werd ontvangen door een mooie Engels sprekende Italiaanse dame. Van het vliegveld meteen naar het voetbalveld waar een wedstrijd werd gespeeld. Ik moest meteen meedoen en scoorde ook nog. Maar ik had er geen goed gevoel bij en heb me afgemeld”.
In 2001 stopt Harry met voetbal. en gaat werken bij VI. Zijn laatste wedstrijd was ONA – Olympia (2-2). “In de 89e minuut maakt ik gelijk. Er zat 30 jaar tussen mijn eerste en laatste doelpunt tegen ONA. De cirkel was rond”.
Harry haalt zijn UEFA A licentie en wordt in 2002 assistent-trainer bij FC Dordrecht. Animo voor hoofdtrainer heeft hij niet, maar wordt spitsentrainer bij FC Den Bosch en Excelsior. Van 2010 – 2020 is hij analist bij FOX Sports en sinds 2021 is hij voetbalanalist bij RTV Rijnmond.
Ik vraag naar zijn zaalvoetbalcarrière. Harry speelde bij Eweno, Snoekie en Ceverbo. Hij was ook international en neemt deel aan drie test WK’s (Boedapest 1985, La Coruña 1986 en Brasilia 1987). Tijdens het WK 1987 kreeg hij een driejarig contract aangeboden voor indoorsoccer in de VS. Maar dat heeft hij niet gedaan en is ook meteen gestopt met zaalvoetbal om zich helemaal te richten op het veldvoetbal.
Op mijn vraag of hij alles uit zijn voetbalcarrière heeft gehaald antwoordt Harry: “nog niet de helft, ik ben te laat prof geworden en ik was een zware roker”.
Op dit moment is golf zijn passie en speelt hij op hoog niveau competitie bij Crayestein in Dordrecht.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
13apr/230
Mario den Edel – de missionaris van het jiujitsu
In de rubriek over oud-topsporters zetten we deze maand de tweevoudig Europees kampioen jiujitsu Mario den Edel (74) in het zonnetje.
De op 2 december 1948 in Gouda geboren Mario den Edel begint op 7-jarige leeftijd samen met zijn tweelingbroer Bert met judo. “Judo was voor ons een sport waarin wij ons beiden uit konden leven”, zegt Mario. Ze vonden het beiden een leuke sport en hun prestaties waren zo goed dat ze al snel in het Nederlands Team terecht kwamen. Mario kreeg les van de heer Sels, die een sportschool had in Gouda, maar volgens Den Edel had Sels al snel door dat hij het lesgeven beter van Mario kon overlaten. En dus gaf hij al op 16-jarige leeftijd zelf judolessen. Hij had echter geen inspirator, maar dat veranderde toen hij Anton Geesink in 1964 tijdens de Olympische Spelen in Tokio de gouden medaille zag behalen en die hiermee de judosport internationaal op de kaart zette.
Den Edel kwam al snel tot de constatering dat judo zijn beperkingen had, en hij ontdekte dat jiujitsu meer mogelijkheden had en ging zich toen verdiepen in jiujitsu. Deze sport lag op dat moment volgens Den Edel vrijwel stil en hij ging aan het werk om jiujitsu uit het slop te trekken. Hij was toen nog een broekie in de Budowereld en ging op zoek naar iemand die dezelfde interesses had. Hij vond deze ‘medestrijder’ in de persoon van Wim Boersma. “Boersma kon gemakkelijk ergens ‘binnenkomen’ en ik zorgde voor de technische kant”. Samen hebben ze toen het boek Jiu Jitsu Do geschreven.
In 1972 nam den Edel Sportschool Sels aan de Turfmarkt over en begon met Sport & Sauna Den Edel. Bekend waren de vele jeugdtoernooien die hij organiseerde in sporthal De Springers. In 2005 nam zijn dochter Marjolein de school over en zij runt deze school (Den Edel Fun to be Fit) samen met Allard Schulenklopper.
Mario Den Edel, die naast judo ook karate en aikido beoefende, was nu helemaal gegrepen door jiujitsu. In 1980 deed hij mee aan het EK jiujitsu dat in Gouda werd gehouden. In de finale versloeg hij zijn tweelingbroer Bert en werd Europees kampioen. Bij het EK een jaar later in Wenen werd hij opnieuw Europees kampioen.
Wereldkampioen jiujitsu is hij nooit geworden, domweg omdat de sport toen nog in de kinderschoenen stond en er nog geen wereldkampioenschappen werden gehouden.
De prestaties van Mario waren opgevallen bij de Europese Judo Federatie en hem werd gevraagd om ontwikkelingsplannen en opleidingsplannen te schrijven. Hij stopte met de wedstrijdsport en ging met de eerder genoemde Wim Boersma aan de slag. Zij ontwikkelden het Ebo-No-Kata systeem.
In 1982 werd den Edel ook de Nederlandse bondscoach jiujitsu. Deze functie heeft hij tot 1997 bekleed. Den Edel werd (en wordt nog steeds) algemeen beschouwd als de autoriteit op het gebied van jiujitsu. “Ik was een soort manusje van alles”, aldus den Edel, want hij werd ook benoemd tot technisch directeur van de Internationale Jiujitsu Federatie. Hij reisde de hele wereld over van Mexico, Japan, Iran, Taiwan, Kazachstan, Argentinië tot meerdere Europese landen om leraren op te leiden.
Zijn cv is indrukwekkend. Hij schreef nog meerdere boeken, gaf o.a. lessen fysieke zelfverdediging aan de politie (ME) en stewards van ADO Den Haag en Sparta, en was ook de bedenker en ontwikkelaar van het DUO- en fighting-system en het Ne-Waza-Kata.
Mario den Edel is meerdere keren onderscheiden (o.a. erelid Internationale Judo Federatie, Gouden Penning van de Judobond, Ridder in de Orde van Oranje Nassau, de Goudse Sportpenning). Een bijzondere gebeurtenis was er in december 2017 toen hij als eerste en enige jiujitsu ka de 10e dan kreeg, de hoogste graad in de vechtsport.
Inmiddels heeft echtgenote Wendy een stapel foto’s tevoorschijn gehaald en komen de verhalen verder los. “Ik ben nog steeds bezig met het ontwikkelen van programma’s. Ik bereid ook nooit lessen voor. Ik kijk wat er tijdens de lessen gebeurt, hoe men reageert en pas dan eventueel aan”. “Ik heb het altijd voor de sport gedaan en vraag me steeds af hoe ik de sport jiujitsu kan verbeteren”. Grinnikend zegt Mario dat hij de missionaris of de Johan Cruyff van het jiujitsu is.
Mario den Edel is nog wekelijks actief. Op dinsdag en woensdag geeft hij les bij Den Edel to be Fit en hij geeft ook nog stages in het hele land. “Ik leer altijd nog van de fouten van mijn leerlingen”. Echtgenote Wendy knikt en zegt “jij gaat nog eens dood op de mat”.
Op mijn vraag hoe het komt dat jiujitsu in Gouda op zo’n zeer hoog niveau staat, antwoordt den Edel dat dit wellicht begonnen is met mijn enthousiasme voor deze sport. Ook van buiten Gouda komt men nu naar Sportschool Den Edel. En met Allard Schulenklopper is er nu ook sprake van een gepassioneerde coach.
Ik wil tenslotte weten of jiujitsu ooit nog eens een Olympische sport wordt. “Alleen als er geld komt, de sport moet gestimuleerd worden door grote organisaties. Wanneer ook de ‘politiek’ zegt dat ze het willen, gaat het misschien nog een keer gebeuren”, aldus Mario.
Mario den Edel, een fenomeen in de wereld van jiujitsu. Het wordt tijd dat er een biografie over hem komt.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
13apr/230
Nanne Prevo: ‘De basis is dat je een bal moet kunnen vangen en gooien’
In de rubriek over oud-topsporters zetten we deze maand 48-voudig ex- handbalinternational Nanne Prevo (66) in het zonnetje.
De in Gouda geboren Nanne Prevo komt uit een echt Gouds voetbalgezin. Vader Piet was jarenlang voorzitter van GSV en zijn broers Ab en Renke voetbalden ook. Renke bracht het later zelfs tot betaald voetballer bij FC Den Haag. Ook Nanne werd (automatisch) lid van GSV, maar op een gegeven moment werd hij het zat om steeds maar weer nagewezen te worden als ‘de zoon van de voorzitter’ en ging op zijn 14e om zich heen kijken naar andere sporten. Hij ging eerst met een neef naar de lokale tennisvereniging Vriendenschaar. “Maar de ontvangst was daar niet op een manier dat ik me er thuis voelde”. Na enige omzwervingen kwam hij in sporthal De Springers in aanraking met de handbalsport en Nanne vroeg of hij een paar proeftrainingen mocht mee maken. Hij werd daar opgevangen door de toenmalige jeugdtrainer Ati Bos van Vires et Celeritas en hij voelde zich helemaal op zijn plek. Onder begeleiding van Dick den Ouden (“een geweldige man”), ging Prevo zich steeds meer verdiepen in de handbalsport, zeker nadat Bos en den Ouden zeiden dat hij talent had. Nanne doorliep alle jeugdteams in Vires et Celeritas en toen hij 18 jaar was kwam hij in het eerste seniorenteam van Vires et Celeritas.
Toen Prevo met Vires et Celeritas een (buiten) toernooi in 1975 speelde bij handbalvereniging Hermes in Den Haag werd hij benaderd door Bert Bouwer, (ook geboren Gouwenaar en tegenwoordig een gerenommeerde coach in het Nederlandse handbal), die inzag dat Nanne talent had, en hem vroeg of hij aspiraties had om iets met zijn talent te doen. Bouwer stelde Prevo voor aan de (inmiddels overleden) trainer van Hermes Dick Stam. Met hem werd een 3-jarenplan opgesteld om in het handbal door te breken. Vanaf de eerste training werd hij opgevangen door Han van Olphen, een van de ‘echte’ senioren van Hermes. Mede dankzij de tips van van Olphen ontwikkelde Prevo zich zo snel dat hij in zijn eerste seizoen bij de Haagse handbalclub al met het eerste herenteam van Hermes mee ging.
Op zijn 20e werd Nanne gevraagd om een selectieprocedure te doorlopen voor het Nederlandse jeugdteam. Met het Nederlands jeugdteam nam hij deel aan het WK Jeugd in Zweden in 1977. In totaal heeft Prevo 23 jeugdinterlands gespeeld.
Nanne maakte zijn debuut als international bij de senioren en speelde zijn eerste twee interlands tijdens een toernooi in België in 1977. Hij brak toen een klein botje in zijn pols en is daarna maanden uit roulatie geweest. Na zijn blessure werd hij door bondscoach Jan Kecskemeti weer gevraagd voor het Nederlands team.
In totaal heeft Nanne Prevo 48 interlands op zijn naam staan. Het hoogtepunt in zijn interlandcarrière was een toernooi in Bulgarije in 1978, waarin drie spelers zouden worden geselecteerd voor het WK voor B-landen in Frankrijk. “Daar kreeg ik veel speeltijd en was ik in topvorm. Tijdens het WK kreeg ik helaas minder speeltijd, maar qua beleving was het mooi om mee te maken”.
Na acht jaar Hermes vertrok Prevo naar de Haagse handbalvereniging Hellas, waar op dat moment een groter topsportklimaat heerste. Het jonge en gretige team van Hellas was toen net gepromoveerd en Prevo werd met open armen ontvangen en hij wilde met zijn ervaring deze jong ploeg graag helpen.
“Handbal was in die tijd een echte amateursport en na een aantal jaren in de top te hebben gespeeld ga je dan nadenken over je toekomst. Ik heb toen besloten na 1 jaar Hellas voor mijn maatschappelijke carrière te kiezen en ben teruggekeerd naar Vires et Celeritas”. Op zijn 38e is hij gestopt met handbal.
Ik was benieuwd wat de sterke en zwakke punten van Nanne Prevo waren. “Mijn sterke punten waren mijn balvaardigheid, mijn spelinzicht en vooral mijn sprongkracht zowel vanuit de linkerhoek als vanaf de linker opbouwplaats. Mijn minder sterke punt is dat ik geen krachtpatser was en ik kon niet goed tegen mijn verlies als de tegenstander niet beter was dan wij”.
In 2005 verhuisde Nanne met zijn gezin naar het Gelderse Druten alwaar hij nog steeds naar volle tevredenheid woont. In het dagelijks leven is hij accountmanager voor Wella Company en bezoekt hij in zijn functie kapsalons. Handballen doet hij helaas niet meer omdat hij een keer zijn voorste kruisband in zijn rechter knie heeft afgescheurd. Ook na een lange herstelperiode was het niet meer mogelijk om te gaan handballen.
Op mijn vraag wie de beste trainer was die hij heeft gehad antwoordt Nanne dat het erg moeilijk is om ‘de beste trainer’ aan te wijzen. “Iedere trainer heeft er op zijn manier voor gezorgd dat ik mij ontwikkeld heb tot de speler die ik geworden ben”.
Of hij ambitie heeft/had om zelf trainer te worden. “Ik heb als trainer bij Vires zeker mijn steentje bijgedragen bij de ontwikkeling van het handbal bij jongens en meisjes. Nu heb ik geen ambitie meer want ik ben al zo lang uit de handbalwereld dat de laatste ontwikkelingen aan mij voorbij zijn gegaan. De basis blijft in ieder geval dat je een bal moet kunnen vangen en gooien.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
13apr/230
Lieneke Perik – van den Heuvel: ‘De mooiste tijd van mijn leven’
In de rubriek over oud-topsporters zetten we deze maand ex topwaterpoloster Lieneke Perik – van den Heuvel in het zonnetje. Lieneke (59) was in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw een wereldtopper in het vrouwenwaterpolo.
Lieneke begon op haar 10e met waterpolo bij Z&PC DONK. Bij de club waren er twee disciplines, zwemmen en waterpolo en Lieneke deed, zoals velen bij de club, beide disciplines, maar ze ging zich al snel speciaal toeleggen op waterpolo. Lieneke speelde haar eerste wedstrijd in DONK dames 1 toen ze 12 was. “Daarnaast speelde ik natuurlijk gewoon in mijn eigen team en mocht soms mee als wisselspeelster met dames 1”. Het sterkste punt van Lieneke was volgens haar haar spelinzicht. “Maar in principe was ik een allround speelster”.
De erelijst van Lieneke is enorm groot. Te beginnen met DONK. In 1985, 1987, 1988, 1990, 1992, 1994 en 1998 werd ze met de Goudse vrouwen kampioen van Nederland. Ze won met DONK ook acht keer de KNZB beker (1988, 1989, 1990, 1991, 1992, 1994, 1998 en 2000).
In 1988 maakte van den Heuvel een uitstapje naar ZC Nereus in Zaandam. “Ik wilde graag met Hermine in één team spelen, maar DONK had toen al een heel goede keepster en toen zijn Hermine en ik overgestapt naar Nereus”. Met Nereus werd zij in het seizoen 1988 – 1989 meteen landskampioen. Omdat keepster Marian Walthie bij DONK stopte gingen Lieneke en haar partner Hermine Perik in 1989 terug naar DONK.
Lieneke, die in 1980 op haar 18e debuteerde tijdens een FINA Cup in Breda, was ook in het Nederlands team zeer succesvol. In 1980, 1988 en 1989 won ze met Oranje de Wereldbeker (Fina World Cup) en in 1985, 1987 en 1989 werd de Europese titel veroverd. Op de vraag hoeveel interlands ze in totaal heeft gespeeld moet Lieneke het antwoord schuldig blijven. “Ik heb destijds een speldje gekregen van de KNZB toen ik 100 interlands had gespeeld. Dus iets meer….”. In 1999 werd Lieneke tot Nederlands waterpolospeelster van de 20e eeuw uitgeroepen en werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
“Lieneke, bij al die titels die je hebt behaald mis ik een Olympische titel. Is dat een smetje op je carrière?” “Nee, ik trainde destijds mee voor de aanloop naar de Olympische Spelen van 2000 in Sidney. Ik was samen met Patricia Megens in 1998 teruggevraagd, maar ik kon me uiteindelijk niet verenigingen met de speelwijze van de coach”. Lieneke verzorgde in Sydney samen met Humberto Tan voor de NOS het commentaar bij de wedstrijd Rusland – Nederland, de wedstrijd om de 3e en 4e plaats, die Nederland helaas met 4-3 verloor.
Op een jaartje Nereus na is Lieneke DONK altijd trouw gebleven. Tegenwoordig spelen er veel Nederlandse waterpolovrouwen in het buitenland. Op mijn vraag wat de reden is dat zij nooit gezwicht is voor een buitenlands avontuur antwoordt Lieneke kort en krachtig: “HEIMWEE”. En dat DONK een speciale plaats inneemt in haar sportleven kun je afleiden uit het antwoord op mijn vraag welke van die grote reeks titels haar het dierbaarst zijn. “Ik denk toch één van die landstitels”.
Lieneke ’s laatste wedstrijd was met DONK dames 4, een vriendenteam. Zij was toen 45 jaar. Daarna werd ze trainer/coach. “Dat is toch wat anders dan zelf spelen, maar ook superleuk. Ik vond het mooi mijn ervaring over te mogen en kunnen brengen aan de jonge speelsters”.
Ik was benieuwd van welke trainer Lieneke in haar lange carrière het meest heeft opgestoken. “In de jaren ’80 van bondscoach Rob Heemskerk, daarna heeft Peter van den Biggelaar mij het plezier gegeven waardoor ik vrijuit kon spelen en daardoor het uiterste uit mijzelf kon halen”.
Lieneke volgt het waterpolo nog steeds. “Maar ik blijf er niet voor thuis”. Mijn laatste vraag is of ze alles uit haar carrière heeft gehaald. “Alles, het was de mooiste tijd van mijn leven”.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
13apr/230
Koos van Elleswijk: ‘Ik was altijd hard voor mijzelf’
Koos van Elleswijk werd geboren op 24 oktober 1947 in Voorburg. Hij zette op 9-jarige leeftijd zijn eerste voetbalstapjes bij SV Voorburg. Koos begon als back maar hij wilde altijd al keepen. “Toen de doelman van mijn team ziek was ben ik op doel gaan staan. En ben er nooit meer uit geweest”. Koos heeft in die tijd ook 10 jaar geturnd en dat turnen was volgens hem de basis voor het keepen. Koos maakte op 16-jarige leeftijd zijn debuut in het eerste van SV Voorburg.
Het feit dat bij SV Voorburg liefst vier van Elleswijk’s in het 1e speelden (ik en drie ooms) was een reden om in 1967 naar TONEGIDO te verkassen. “Dat was een mooie tijd. Kampioen in 1970 en promotie naar de 3e klasse”.
Zijn keeperskwaliteiten waren opgevallen en Koos werd gescout door Holland Sport. Op 1 juli 1970 werd hij semiprof bij Holland Sport in de Eredivisie. Trainer Cor van der Hart had grote verwachtingen van Koos en binnen een half jaar was hij vaste doelman. “Dat was verrassend, ik mocht tegen PSV invallen voor Woody Louwerens. Ik zat in een prachtig team met spelers als Bennie Muller, Guus Haak, Sjaak Roggeveen en Joop van Maurik”. Koos vertelt trots over de wedstrijd tegen Feyenoord, dat net de wereldcup had gewonnen. Holland Sport verloor met 6-1, maar Koos stopte wel een strafschop van Franz Hasil. Het schijnt dat trainer Ernst Happel heeft gezegd “die van Elleswijk moeten we in de gaten houden”. Het verblijf bij Holland Sport duurde kort want de club fuseerde in 1971 met ADO en zijn contract werd niet verlengd.
Toen belde 1e divisionist SC Cambuur. Probleem was wel dat Koos moest verhuizen naar Leeuwarden. “Ik was net begonnen bij Steenkamer Meubelfabrieken in Gouda, maar na even nadenken (ik had een dochter van een half jaar) heb ik het toch gedaan en op 1 juli 1971 was ik doelman van SC Cambuur. Maar het eerste jaar was een rommeljaar. Men had mij een huis en een baan beloofd maar dat gebeurde pas na vier maanden. Al die tijd zat ik alleen en zonder werk in een hotel. In het eerste jaar had ik ook te maken met vier trainers, waaronder Johan Derksen die toen bij Cambuur speelde. In het tweede jaar werd Leo Beenhakker mijn trainer. Ik kreeg een dubbele beenbreuk en het duurde lang voor ik weer fit werd en was geen eerste keus meer. Ik speelde met SC Cambuur nog wel een wedstrijd tegen Vitesse, waar mijn grote voorbeeld Frans de Munck trainer was. Blijkbaar was ik opgevallen want ik heb een proeftraining gedaan bij Vitesse. Maar Vitesse ging niet door omdat ik een huis en (als semiprof) werk wilde. Maar manager Wim Beltman wilde hier niets van weten. Ik besloot toen om terug te keren naar het westen en ging weer bij Steenkamer werken”.
In 1973 werd Koos door trainer Karel Jansen gevraagd of hij doelman bij de Rijswijkse 1e klasser RVC wilde worden. “Het was een superleuk jaar, RVC had een goeie ploeg en er stonden soms 5000 tot 6000 man langs de lijn. En we promoveerden naar de hoofklasse”.
In juli 1974 werd Koos gebeld door FC Vlaardingen ’74. “Ik kreeg een contract van een jaar, reiskosten- en onkostenvergoeding en een vast maandsalaris. Maar na twee maanden stopten de betalingen. René Pas, Aad Reijgersberg en ik tekenden protest aan bij de KNVB. Wij werden niet meer opgesteld. Het was kortom een zootje. Ik was het betaald voetbal zat”.
In 1975 vroeg mijn toenmalige buurman Cor van Dam of ik zin had om bij Olympia te komen. “Lekker dichtbij, dus ik hapte toe. In het eerste jaar, met spelers als Theo van Duivenbode, ‘grote’ Gerrit Bogaard, Vincent Govers, Ted Langerak en Cor Palsgraaf werden we met trainer Piet van Mullem slapend kampioen en promoveerden naar de 1e klasse”.
In 1980 werd Koos benaderd door 1e divisionist Hermes DVS. “We hebben een geldschieter dus die heeft wel wat knaken voor je liggen. Maar na een half jaar ben ik gestopt, de geldschieter was ineens weg en de betalingen stopten”.
In 1981 was Koos weer terug bij Olympia tot hij in 1986 stopte. Hij heeft daarna 2 ½ jaar Olympia 2 getraind. “Tot zijn grote verbazing wilde RVC mij terug en heb toen nog (ik was 42!) een half jaar in RVC 1 gekeept”.
Van Elleswijk heeft daarna een aantal jaren niets gedaan totdat in 1998 trainer Willem Berckenkamp hem belde of hij zin had om keeperstrainer te worden bij ARC. “Ik heb bij ARC een geweldige tijd gehad. Na 3 ½ jaar werd Berckenkamp trainer van Olympia en ben ik met hem meegegaan. Na twee jaar Olympia heb ik niets meer gedaan in het voetbal”.
Bladerend in zijn plakboeken komen steeds meer verhalen boven. “Ik heb veel blessures gehad, maar ik was hard voor mezelf. Volgens mij ben ik de enige voetballer die kan zeggen dat hij in de onderafdeling, de 4e, 3e, 2e, 1e klasse, hoofdklasse, 1e divisie en eredivisie heb gespeeld in mijn 23-jarige carrière”.
Koos volgt het Goudse voetbal en de clubs waar hij ooit speelde nog steeds. Soms is hij op donderdagavonden nog te vinden bij Olympia om bij te kletsen met de ouwe jongens.

Gearchiveerd onder: interviewsGeen reacties
12apr/230
Taj Mahal – Savoy
De 80-jarige zanger-gitarist Taj Mahal (17 mei 1942, New York) kan met recht een veteraan worden genoemd. Deze bluesman is al sinds 1964 muzikaal actief. In dat jaar verhuist hij naar Santa Monica, California, en vormt daar met o.a. Ry Cooder The Rising Sons. Mahal speelt ook met Muddy Waters, Howlin’ Wolf, Buddy Guy en Lightnin’ Hopkins. In 1968 start hij een solocarrière en in datzelfde jaar komt zijn solodebuut Taj Mahal uit. In 1968 is Taj Mahal ook te zien in de film The Rolling Stones Rock and Roll Circus. In de loop van de volgende jaren brengt hij regelmatig nieuwe platen uit en speelt met talloze andere musici. Naast blues heeft Taj Mahal ook grote interesse voor muziek afkomstig uit o.a. West-Afrika, Latijns-Amerika, de Caribische eilanden en Hawaï.
Binnenkort verschijnt er weer een nieuw album van Taj Mahal. Op dit album Savoy, de titel verwijst naar de beroemde Harlem balzaal, brengt Mahal een eerbetoon aan 14 standaards van o.a. Benny Goodman, George & Ira Gershwin, Louis Jordan, Duke Ellington en Billy Austin.
Het album opent met Stompin’ at the Savoy van Benny Goodman. Taj Mahal vertelt hoe zijn vader en moeder elkaar ontmoetten in de Savoy terwijl ze luisterden naar Ella Fitzgerald. I’m just a lucky so-and-so van Mac David & Duke Ellington heeft prachtige blazersarrangementen met Kristen Strom op fluit. Gee baby ain’t I good to you werd als eerste opgenomen door McKenney’s Cotton Pickers in 1929 en in 1943 door Nat King Cole Trio. Mooi is het pianospel hier van John Simon, de ingetogen gitaarlicks van Danny Caron en de trompetsolo van Erik Jekabson. In Summertime, uit de opera Porgy & Bess van George Gershwin uit 1935, zijn het jazzy gitaarspel van Caron, de tenorsaxsolo van Lincoln Adler en de intense zang van Mahal de belangrijkste ingrediënten. De zeer fraaie versie van Duke Ellington’ s Mood indigo was de eerste cover die Mahal en Simon op wilden nemen. De backing vocals van Carla Holbrook, Leesa Humphrey en Charlotte McKinnon zijn hemels. Is you is or is you ain’t my baby is een jumpblues van Billy Austin & Louis Jordan. Fraaie bastonen, een trompetsolo van Jekabson, de trombone van Mike Rinta en de backing vocals die de soms Louis Armstrong achtige zang van Taj Mahal ondersteunen. In de schitterende versie van Duke Ellington’ s Do nothin’ till you hear from me wordt de show gestolen door Danny Caron en Ruth Davies, die beiden jarenlang in de band van Charles Brown speelden. De ritmesectie drummer Leon Joyce jr. (ook bekend van Ramsey Lewis Trio) en bassist Davies zijn op dreef in het swingende Sweet Georgie Brown, de jazzstandard uit 1925,met Evan Price op viool en de sterke zang van Mahal. Mooi is het duet van Mahal met Maria Muldaur in Baby it’s cold outside. In Lady be good van George & Ira Gershwin (musical uit 1924) is de tenorsax battle tussen McNeal en Adler een lust voor het oor. Jekabson trekt in Baby won’t you please come home, de eerste hit van Bessie Smith in 1923, de aandacht naar zich toe met zijn trompetsolo. Taj Mahal pakt zijn mondharp er bij in Caldonia, de jumpblues van Louis Jordan uit 1945 en die mondharp is ook lekker in Killer Joe, de compositie van Benny Golson uit 1960. Het mooiste wordt voor het laatste bewaard, een ruim acht minuten lange versie van One for my baby (and one more for the road), uit de film The sky is the limit van Harold Arlen & Johnny Mercer uit 1943. Het nummer is door velen opgenomen, o.a. door Ray Charles, Frank Sinatra en Count Basie. Maar Taj Mahal doet hier met zijn fantastische begeleiders in dit fraaie slotakkoord nauwelijks voor hen onder.
Conclusie: Taj Mahal is van vele muzikale markten thuis. Savoy is een geweldig album.
Tracks cd :
- Stompin’ at the Savoy
- I’m just a lucky so-and-so
- Gee baby ain’t I good to you
- Summertime
- Mood indigo
- Is you is or is you ain’t my baby
- Do nothin’ till you hear from me
- Sweet Georgia Brown
- Baby it’s cold outside (with Maria Muldaur)
- Lady be good
- Baby won’t you please come home
- Caldonia
- Killer Joe
- One for my baby (and one more for the road)
Line-up:
- Taj Mahal – zang, mondharmonica
- Danny Caron – gitaar
- Ruth Davies – bas
- John Simon – piano
- Leon Joyce jr. – drums
- Carla Holbrook, Leesa Humphrey, Charlotte McKinnon – backing vocals
- Erik Jekabson – trompet (track 1,3,4,5,6,7,10,11,14)
- Mike Rinta – trombone (all tracks)
- Sheldon Brown – klarinet (track 1,5,14), tenor sax (track 1,4,5,7,), alt sax (track 11)
- Charles McNeal – tenor sax (track 1,3,4,5,6,10,12), alt sax (track 7,14)
- Andrew Stephens – trompet (track 2,8,9,13)
- Kristen Strom – fluit (track 2), tenor sax (track 2,8,9,13)
- Lincoln Adler – tenor sax (track 2,4,8,9,10,13,), bariton sax (track 3,6,11)
- Evan Price – viool (track 8,9,11)
Gearchiveerd onder: BluestownmusicGeen reacties
7apr/230
John Primer – Teardrops for Magic Slim
Blueszanger en –gitarist Magic Slim wordt op 7 augustus 1937 in Grenada, Mississippi, geboren als Morris Holt. Zijn bijnaam Magic Slim krijgt hij van Magic Sam in wiens band hij bas speelt. In 1965 vormt Magic Sam zijn band The Teardrops. Zijn eerste album Born under a bad sign verschijnt in 1977. In 1982 sluit gitarist Magic Slim zich aan bij The Teardrops. Magic Slim overlijdt op 21 februari 2013 in Philadelphia. Hij is 75 jaar geworden.
Blueszanger en –gitarist John Primer (5 maart 1945, Camden, Mississippi), verhuist in 1963 naar Chicago. Daar begint hij in de legendarische Maxwell Street te spelen. Voor een fooitje. In 1979 wordt hij door Willie Dixon gevraagd om in diens band Chicago Blues-All- Stars te komen spelen. Een jaar later wordt hij gitarist en bandleider van The Legendary Blues Band van Muddy Waters. Na de dood van Muddy Waters in 1983 wordt hij bandleider van The Teardrops, de band van Magic Slim, waarin hij 13 jaar actief is.
Onlangs verscheen het album Teardrops for Magic Slim, een live-album waarop John Primer een ode brengt aan Magic Slim. Het album werd opgenomen in Rosa’s Lounge in Chicago op 26 november 2022.
Het openingsnummer Mama talk to your daughter (J.B. Lenoir), is een onstuimige boogie met fraai gitaarwerk en strak drumwerk. In de lekkere groovy versie van Jimmy Dawkins’ Luv sumbody is ook weer funky gitaarwerk van Primer te horen. Every night, every day, (Jimmy McCracklin), is een prachtige soulvolle slowblues. Sterk is de zang en fantastische het gitaarspel in de shuffle Ain’t doing too bad, een nummer van Deadric Malone. A.C. Reed’s Buddy buddy friend is een heerlijke groovy en funky vertolking. In Magic Slim’s enige eigen compositie op dit album, de slowblues Trouble of my own, trakteert Primer weer op geweldig gitaarwerk. Magic Slim’s zoon Shawn Holt is gast in de volgende twee songs. Zijn zang en gitaarspel zijn passievol in de Willie Dixon cover Let me love you baby en daarna is zijn zang intens naast zijn vlammende gitaarwerk in de door velen opgenomen bluesstandaard, de slowblues It hurts me too. Spetterend is het gitaarwerk en uitbundige de zang van Primer in Look over yonder wall, de midtempo blues van Elmore James en ook stevig daarna het gitaarspel in de klassieke slowblues The things I used to do van Guitar Slim. Primer laat zijn gitaar weer spetteren naast de strakke ritmesectie in Before you accuse me, een mooie cover van Bo Diddley. Het album wordt funky en vrolijk afgesloten met de Little Milton compositie The blues is alright. een titel die de lading van het concert helemaal dekt.
Conclusie: Met deze lekkere authentieke Chicago blues brengt John Primer een prachtig eerbetoon aan de grote Magic Slim.
Tracks cd :
- Mama talk to your daughter
- Luv sumbody
- Every night, every day
- Ain’t doing too bad
- Buddy buddy friend
- Trouble of my own
- Let me love you baby
- It hurts me too
- Look over yonder wall
- The things I used to do
- Before you accuse me
- The blues is alright
Line-up The Teardrops::
- John Primer – zang, gitaar
- Jon McDonald – 2e gitaar
- Earl Howell – drums
- Danny O’Connor – bas
Guest:
- Shawn Holt – gitaar, zang (track 7,8)
Gearchiveerd onder: BluestownmusicGeen reacties
Oudere Inzendingen »